Oefenexamen 10

Quiz samenvatting

0 of 20 Vragen completed

Vragen:

Je hebt de quiz al eerder voltooid. Daarom kun je hem niet meer opnieuw starten.

Quiz is aan het laden…

Je moet inloggen of inschrijven om de quiz te starten.

U moet eerst het volgende invullen:

Resultaten

Quiz afgerond. Resultaten worden opgeslagen.

Resultaten

0 of 20 Vragen answered correctly

Uw tijd:

Huidig
Review
Beantwoord
Goed
Fout

Vraag 1 of 20

1. Vraag
Doelen kun je verdelen in: noodzaak, streven of wensen.
Welk doel heeft de hoogste prioriteit?
- Streven
- Wensen
- Noodzakelijk
Goed

Fout
Vraag 2 of 20

2. Vraag
Wat is rentenieren?
- Het vermogen neemt toe door rente inkomsten. De onttrekkingen zijn lager dan de rente inkomsten.
- Het vermogen neemt toe door rente inkomsten. De onttrekkingen zijn gelijk of hoger dan de rente inkomsten.
- Het vermogen neemt toe door rente inkomsten. De onttrekkingen zijn gelijk aan de rente inkomsten.
Goed

Fout
Vraag 3 of 20

3. Vraag
Economen onderscheiden vier productiefactoren. Arbeid, kapitaal, grond en ondernemerschap.

Wat is de vergoeding voor kapitaal?
- Loon
- Rente
- Huur, pacht
- Winst
Goed

Fout
Vraag 4 of 20

4. Vraag
Als je een belegging omzet naar geld dan is er sprake van ….. ?
- Sparen
- Liquideren
- Ontsparen
- Verzekeren
Goed

Fout
Vraag 5 of 20

5. Vraag
Wat is liquiditeit?
- Op de lange termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
- Op de korte termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
- Op de korte en lange termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
Goed

Fout
Vraag 6 of 20

6. Vraag
Vroegtijd overlijden door een ongeval of ziekte is een verstorende factor van het levensfasemodel?
- Ja
- Nee
Goed

Fout
Vraag 7 of 20

7. Vraag
Wat voor toezicht houdt de AFM?
- Gedragstoezicht op aanbieders van financiële producten, bemiddelaars, adviseurs en andere partijen.
- Prudentieel toezicht op aanbieders van financiële producten, bemiddelaars, adviseurs en andere partijen.
- Gedragstoezicht op financiële producten.
- Prudentieel toezicht op financiële producten.
Goed

Fout
Vraag 8 of 20

8. Vraag
Wanneer kan iemand onder curatele gesteld worden?
- Als een persoon minderjarig is.
- Als er een geestelijke stoornis is.
- Als iemand een gevangenen is.
- Een student die zijn studiekosten niet heeft betaald.
Goed

Fout
Vraag 9 of 20

9. Vraag
Wat is het verschil tussen de “algemene voorwaarden” en “leveringsvoorwaarden”?
- Algemene voorwaarden kan gaan overeen een product of dienst. De leveringsvoorwaarden gaat altijd over een fysiek product.
- Algemene voorwaarden zijn ruimer. De leveringsvoorwaarden gaat alleen over de wijze van levering van een product of dienst.
- Er is geen verschil.
Goed

Fout
Vraag 10 of 20

10. Vraag
Hoeveel vermogens zijn er bij algehele gemeenschap van goederen.
- 1
- 2
- 3
Goed

Fout
Vraag 11 of 20

11. Vraag
Valt resultaat uit overige werkzaamheden in box 1?
- Ja
- Nee
Goed

Fout
Vraag 12 of 20

12. Vraag
Hoe hoog is de revisierente maximaal?
- De wettelijke rente op dat moment.
- 4%
- 10%
- 20%
Goed

Fout
Vraag 13 of 20

13. Vraag
In het wettelijk erfrecht zijn er vier groepen te onderscheiden.

In welke groep vallen de kinderen van de overledene?
- Groep 1
- Groep 2
- Groep 3
- Groep 4
Goed

Fout
Vraag 14 of 20

14. Vraag
Er is niet voldoende geld om de erfbelasting te betalen. De belastingdienst heeft uitstel verleend.

Wat voor aanslag wordt er opgelegd?
- Voorlopige aanslag.
- Definitieve aanslag.
- Conserverende aanslag.
Goed

Fout
Vraag 15 of 20

15. Vraag
Welk risico neemt de bank door de transformatiefunctie tussen spaarder en geldlener?
- Kredietrisico
- Renterisico
- Overlijdensrisico
Goed

Fout
Vraag 16 of 20

16. Vraag
Wat is authenticiteitscontrole?
- Controle van de rechtsgeldigheid van een legitimatiebewijs (o.a. geldigheid).
- Controle van de identiteit van de opdrachtgever.
- Controle of er voldoende saldo op de betaalrekening staat.
Goed

Fout
Vraag 17 of 20

17. Vraag
Wat is de juist omschrijving van het liquiditeitsrisico?
- Het risico dat een geldlener niet terugbetaalt.
- Het risico dat er voor spaargeld meer betaald moet worden dan dat de kredieten (uitgeleend geld) opleveren (mismatch).
- De vraag door opname van spaargeld is groter dan de ontvangsten uit aflossingen en rentebetalingen van uitstaande leningen.
Goed

Fout
Vraag 18 of 20

18. Vraag
Wat is een gemoedsbezwaarde?
- Een persoon met een geloofsovertuiging waardoor er geen verzekering mag worden afgesloten.
- Een persoon die op enig moment handelingsonbekwaam is.
- Een persoon waarvan de gemoedstoestand tijdens een schade zeer slecht was.
Goed

Fout
Vraag 19 of 20

19. Vraag
Sociale verzekeringen zijn te verdelen in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.

Wat zijn de volksverzekeringen? (kruis 3 antwoorden aan)
- Algemene ouderdomswet (AOW)
- Werkloosheidswet (WW)
- Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
- Algemene nabestaanden wet (Anw)
- Wet langdurige zorg (Wlz)
Goed

Fout
Vraag 20 of 20

20. Vraag
Eén van de drie onderdelen van de Wwz is de verbetering van de rechtspositie van flexwerkers.

Na maximaal 2 jaar of 3 contracten moet een flexwerker een contract voor onbepaalde tijd krijgen.
Hoeveel tijd moet er in deze 2 jaar tussen de contracten liggen (dat de flexwerker niet werkzaam is voor de werkgever), voordat de tijd opnieuw ingaat?
- 3 maanden.
- 6 maanden.
- 12 maanden.
Goed

Fout

Wft 02 – Oefenexamen Wft basis

Oefenexamen 10

Quiz samenvatting

Informatie

Resultaten

Resultaten

Categorieën

1. Vraag

2. Vraag

3. Vraag

4. Vraag

5. Vraag

6. Vraag

7. Vraag

8. Vraag

9. Vraag

10. Vraag

11. Vraag

12. Vraag

13. Vraag

14. Vraag

15. Vraag

16. Vraag

17. Vraag

18. Vraag

19. Vraag

20. Vraag